Jotam was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Jerusa, de dochter van Sadok. Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, precies zoals zijn vader Uzzia – hij echter betrad de tempel van de HEER niet -, maar de Judeeërs bleven doorgaan met hun verfoeilijke praktijken.
Het was Jotam die de Bovenpoort van de tempel van de HEER bouwde. Hij liet ook uitgebreide werkzaamheden verrichten aan de stadsmuur bij de Ofel. Hij bouwde vestingen in het bergland van Juda en burchten en torens in de beboste gebieden. Hij trok ten strijde tegen de koning van de Ammonieten en overwon hem. De Ammonieten droegen hem dat jaar honderd talent zilver, tienduizend kor tarwe en tienduizend kor gerst aan schatting af, en ook het volgende jaar en het jaar daarop. Jotam kon de macht stevig in handen houden, want zijn hele leven was gericht op de HEER, zijn God.
Verdere bijzonderheden over Jotam, over de oorlogen die hij voerde en wat hij nog meer ondernam, zijn opgetekend in het boek over de koningen van Israël en Juda. Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en regeerde zestien jaar in Jeruzalem. Toen hij stierf, werd hij begraven in de Davidsburcht. Zijn zoon Achaz volgde hem op.